3 januari 2014

SGP zet debat over ongewenste reclame voort

Debatvragen ten behoeve van Agendapunt 9 , beantwoording schriftelijke vragen SGP-fractie inzake reclame Kamasutrabeurs in bushokjes, in de commissie Bestuur en Veiligheid van  13 januari 2014.

Indiener: SGP-fractie

30 december 2013

 

Geachte raad, leden van de commissie Bestuur en Veiligheid,

De door het college aangegeven lijn is het volgen van de uitspraken van de Reclame Code Commissie (RCC). Dat lijkt een logische beleidslijn, maar is naar onze mening moeilijk in praktijk te brengen. Ten eerste worden  de aangebrachte reclames voor korte tijd in de bushokjes aangebracht. De weging om te komen tot handhaving is daarentegen een tijdrovende zaak. Ondertussen is de reclame, in geval van verwijdering, dagen zichtbaar geweest in de openbare ruimte. Kortom: er is sprake van het dempen van de put als het kalf verdronken is.

Verder blijk ons inziens  uit een uitspraak (dossier 2013/00429)  van de RCC gedaan op 14 juni 2013  (Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of de goede zeden stelt de Commissie zich terughoudend op. Bij dergelijke normen is de invulling immers afhankelijk van de persoonlijke waardering en opvattingen van degene die met de uiting wordt geconfronteerd. In een dergelijk geval dient te worden volstaan met te beoordelen of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat, mede gelet op het publiek dat door de uiting wordt bereikt.) dat de RCC zich in haar oordeel laat leiden door de algemene maatschappelijke opvattingen. Dat betekent concreet, dat in een gemeente met een ander signatuur en opvattingen dan wat in ons land als algemeen maatschappelijk aanvaardbaar geldt, onze burgers met hun kinderen blijvend worden geconfronteerd met aanstootgevende reclame-uitingen in de openbare ruimte.

Ten slotte is het oordeel van de RCC de uiteindelijke laatste grens. Daar voor is er de ruimte om binnen de APV of via reclamebeleid  afspraken met exploitanten te maken om lokale inkleuring aan te brengen. Het draagvlak in de samenleving is in dit geval een belangrijk gegeven. Dat weegt in het oordeel van de RCC onvoldoende mee.

Naar aanleiding van de beantwoording van het college van onze brief van 20 september 2013 hebben wij de volgende debatvragen geformuleerd:

  • Is het gewenst om reclames in bushokjes te hebben?

  • Is het  wenselijk om via dialoog met de exploitant(en) tot een reclamebeleid te komen voor wat betreft de  openbare ruimte die aansluit bij de lokale waarden en normen?

  • Moeten er, hetzij via APV of via het reclamebeleid, regels worden geformuleerd voor reclame-uitingen in de openbare ruimte, die beter aansluiten bij de Oldebroekse opvattingen ten aanzien van waarden en normen dan wat nu de praktijk van de RCC is?



 

Met vriendelijke groet,

 

Namens de SGP-fractie,

 

P. van Duijn